Kerkverlating
Vrijwel iedere gemeente heeft met het probleem van kerkverlating te maken: mensen die komen en mensen die gaan. Een van de taken van de leiders van de gemeente is na te gaan wat de reden is dat mensen hun gemeente verlaten. Soms ligt het aan de voorganger en de gemeente, maar lang niet altijd. Sommige mensen laten zich beïnvloeden door de tijdgeest of door dwaalgeesten en dwaalleringen. Ze laten zich niets gezeggen. Als ze het niet eens zijn met bepaalde zaken in de gemeente, bespreken ze dat niet met de voorganger of met de oudsten zoals het hoort, maar met iedereen die dat horen wil. Zonder overleg besluiten ze dan een andere gemeente te bezoeken, of wat erger is, de weg van de Here te verlaten.
Weer anderen willen gewoonweg de prijs voor het volgen van de Here niet betalen en zoeken een gemeente waar niet over zonde en oordeel gepraat wordt, maar waar hun gevoel gestreeld wordt. Het zijn mensen die naar de mond gepraat willen worden of op eenzijdige wijze bemoedigd willen worden. Bemoediging is niet alleen de leuke dingen horen, die ons vertellen over onze rechten in het christendom, maar ook de correcties aanvaarden, die ons in de juiste houding brengen voor het ontvangen van zegeningen. Iedere gelovige die de Here oprecht wil dienen, heeft zowel rechten als plichten; nooit alleen maar rechten. Ga het Woord van God maar na, aan iedere belofte is een voorwaarde verbonden. Dit doet de Here, omdat Hij heilig en rechtvaardig is. Mensen die alleen de leuke kanten van het christendom willen leren kennen, zullen een gemeente waar heiliging belangrijk is, spoedig verlaten om zich aan te sluiten bij een zogenaamde “Bless-me Club”.
Wat mij echter de meeste zorgen baart, is dat er mensen zijn, die de weg van de Here verlaten en terugkeren naar hun zondige leven. Gods Woord etaleert de val van zo een persoon heel duidelijk. Het zegt, dat zo iemand is als een hond, die terugkeert naar zijn braaksel. Deze woorden spreken heel duidelijk over het gevaar en de ellendige staat, waarin de afvallige komt te verkeren.
Ik denk dat iedere gemeente die met het “afvalprobleem” geconfronteerd wordt, daar wat aan moet doen, door bijvoorbeeld een goede opvang voor pas-bekeerden te hebben. Ook moeten we alert zijn, als we zien dat gelovigen plotseling minder belangstelling tonen voor de samenkomsten en deze om onduidelijke redenen verzuimen. De “wakkere” gelovigen kunnen dan de “sluimerende” of “slapende” gelovigen aansporen tot liefde en goede werken. Als ze eenmaal teruggevallen zijn, weet ik niet of het wel nuttig is achter ze aan te blijven hollen. Als ze eenmaal het besluit genomen hebben de Here God de rug toe te keren, zijn ze meestal niet voor rede vatbaar. Dan rest ons alleen nog maar voor hen te bidden en te wachten totdat ze zelf hun dwaling inzien en op de goede weg terugkeren. Denk maar aan de vader in de gelijkenis van de verloren zoon, die naar zijn afvallige zoon bleef uitzien; ongetwijfeld met een biddend hart. Hij ging niet op weg om hem te zoeken. Hij wist dat zijn zoon zelf het besluit moest nemen om terug te keren.
Iemand die teruggevallen is, hoeven we niet opnieuw het ABC van het evangelie te vertellen. Die weet alles over de Here Jezus en over de bekering. Die moet zelf terugkeren. God-zij-dank komt een behoorlijk aantal afvalligen na een poos zelf tot de conclusie dat de wereld hen niets te bieden heeft en dat ze er goed aan doen naar huis terug te keren. En vanzelfsprekend is er blijdschap in de gemeente als een afvallige terugkeert. We moeten ze gastvrij ontvangen en ze laten merken dat ze weer welkom zijn. We behoren, misschien niet letterlijk, het voorbeeld te volgen van de vader in de gelijkenis. Er is immers feest in de hemel als één zondaar tot bekering komt en er is groot feest als een afvallige christen terugkeert naar huis.