Doop in water
Vandaag wil ik het niet hebben over de doop in de Heilige Geest, de zalving, maar over de doop in water.
Gods Woord leert ons dat bekering en doop bij elkaar horen: “Wie gelooft en zich laat dopen” (Marcus 16:16). Een ieder die tot bekering komt en het besluit neemt zijn of haar leven onvoorwaardelijk aan de Here te geven, zal ongetwijfeld ook verlangen naar de doop in water. Het zal niet nodig zijn zo iemand aan te sporen om zich te laten dopen, dat verlangen zal vanzelfsprekend komen. Daarom mag van een ieder, die bij het Lichaam van Christus wil horen, verwacht worden dat hij/zij in water gedoopt is of wil worden.
Het niet verlangen naar de doop, spreekt van gebrek aan toewijding aan de Here. Let op: ik zeg niet dat de doop een toegangsbewijs is voor de hemel, want er zijn ook mensen die gedoopt zijn en toch leven alsof er geen God bestaat. Het gedrag van zulke mensen is echter niet bepalend voor de belangrijke plaats die de doop inneemt.
De Here Jezus liet Zich, ondanks tegenstribbelingen van Johannes de Doper, dopen in water. Hij zei: “Aldus betaamt het ons alle gerechtigheid te vervullen”. De Here maakte duidelijk dat de doop in water erbij hoort. Het is één van de zaken die volgt op de bekering. Laten wij niet geringschattend denken over de waterdoop. Voor de Heer is het zeer belangrijk.
De doop is een soort openbare bevestiging van de bekering. Door af te dalen in het “watergraf”, door de oude (ongeestelijke) mens te begraven, geeft de mens te kennen dat hij/zij een definitieve keuze gemaakt heeft voor de Here Jezus.
Ik ben ervan overtuigd, dat het merendeel van de mensen dat zich niet laat dopen, nog niet bewust voor de Heer gekozen heeft of zich nog vastklampt aan tradities.
In de eerste gemeente liepen er geen mensen rond die niet in water gedoopt waren, niettegenstaande het feit dat het besluit tot de doop soms levensgevaarlijk kon zijn, omdat zij daarmee te kennen gaven dat zij hun oude religieuze denken aflegden en Jezus Christus in hun leven toelieten.