De zes punten van John Wesley
Eén of twee keer per jaar brengt de voorganger de regels over het terugdringen van het roddelen onder de aandacht van de gelovigen. Op de meest subtiele wijze, gepaard gaande met allerlei ondersteunende argumenten, wordt er negatief over mensen gepraat die niet ter plekke aanwezig zijn. Ze kunnen zich niet verdedigen en zijn overgeleverd aan de gedachten en handelingen van de kwaadsprekers en hun gehoor. De hoorders worden ook bezoedeld.
1. Dat wij niet zullen luisteren naar of onderzoek doen over iets verkeerds betreffende iemand anders.
2. Dat indien wij iets verkeerds van iemand horen, wij het niet zullen geloven.
3. Dat wij wat wij horen zo gauw mogelijk uitpraten, door te spreken met of schrijven naar de persoon in kwestie.
4. Dat zolang wij dat niet gedaan hebben, wij geen woord hierover zullen schrijven of spreken met een derde.
5. Dat wij zelfs niet over moeten spreken nadat wij dit gedaan hebben.
6. Dat wij geen enkele uitzondering zullen maken op deze regel, tenzij ons geweten ons verplicht dat te doen.